Om de arbeiders van de zoutpannen en zoutmijnen, die na de Catalaanse verovering van de eilanden in de 13e eeuw in deze ‘quartó’ (district) waren gevestigd, in staat te stellen invulling te geven aan hun religieuze behoeften werd deze kerk opgericht. Men gelooft dat er tussen de 14e en 15e eeuw een kapel was gewijd aan Sint-Joris (Sant Jordi) en dat de kerk al voor 1577 bestond, maar dat deze later is vervangen door een kleinere. Het meest in het oog springende aspect van deze tempel zijn de scheve draagmuren en de kantelen op het bovendak die de kerk het karakter van een fort geven. Dit ontwerp was het gevolg van de veelvuldige piratenaanvallen waarmee dit deel van het eiland in die tijd te kampen had. Oorspronkelijk had de kerk een zij-ingang, evenals die van andere ‘quartons’ (een oude oppervlakte-eenheid die naar een streek verwijst) zoals Sant Antoni, Balansat en Santa Eulària. De kapellen dateren uit de 18e eeuw, toen het niet langer nodig was om ze als verdedigingswerken te gebruiken. In de negentiende eeuw werd het interieur van de tempel aanzienlijk hervormd. Al in 1990 werd de retabel van het hoofdaltaar, die uit fragmenten van verschillende oorsprong bestaat, geïnstalleerd.